Door Eveline Buchheim

Hoe ziet het dagelijkse leven van tieners in een oorlogsgebied er eigenlijk uit? Bij jongeren die anno 2018 oorlog meemaken, hebben we wel een beeld door de vele filmpjes, foto’s en verhalen die ons via de media bereiken. Maar hoe was dat eigenlijk voor jongeren die na de ervaringen tijdens Japanse bezetting opnieuw hun weg moesten zien te vinden in een chaotische omgeving met geweld?

Daarover spraken we met 3 ooggetuigen die als tieners in de periode 1945/1946 in Bandung woonden. In die periode werkte Ami voor Chinese eigenaars in een winkel op de Pasar Baru, begon Robert zijn taken als ordonnans voor de RAPWI (Recovery of Allied Prisoners of War and Internees) die hulp boden aan voormalig geïnterneerden en oorlogsgevangenen, en nam Connie de zorg voor haar jongere zusjes over nadat haar moeder aan de gevolgen van tuberculose was overleden. Achter deze zakelijke samenvatting ligt een wereld aan ervaringen en emoties verborgen die we met hen bespraken tijdens het eerste getuigenseminar dat onlangs plaats vond in het kader van het project Getuigen & Tijdgenoten.

Het groepsinterview begon met een algemene vraag naar hoe de deelnemers de tijd na afloop van de Japanse bezetting in Bandung ervaren hadden. Er kwamen al snel levendige beelden naar voren over hun persoonlijke ervaringen. We werden tijdens het gesprek meegenomen door de straten van Bandung, maar bleven wel aan de Nederlandse kant van de demarcatielijn. Net als onze informanten destijds kregen we geen zicht op wat zich nu eigenlijk aan de andere zijde daarvan afspeelde. Dat moet in een volgend getuigenseminar met Indonesische inwoners van Bandung gebeuren.

Onze ‘reisleiders’ gaven ons een virtuele rondleiding langs belangrijke oriëntatiepunten in de stad: de rivier de Cikapundung; het Borromeus ziekenhuis; het gebouw waar destijds het departement van transport en publieke werken gevestigd was, Gedung Sate (sate gebouw) genoemd naar de grote mast op het dak en het Juliana ziekenhuis. We liepen aan hun hand mee over de Dagoweg, de Bernhardlaan en de Lembangweg. En op al deze plekken lagen herinneringen die in grote en kleine verhalen werden verpakt. Over Sikhs en Brits-Indiërs en hoe je het verschil tussen beide kon zien; over mensen die levenloos langs de kant van de weg lagen; over peloppers die met hun bamboe spiesen angst aanjoegen; maar ook over onverwachte vriendschappen en de nuance achter de grote zwart-wit verhalen.

Ami vertelde over de nacht dat peloppers in het huis van zijn tante wilden binnendringen. Zij wist dat er ’s nachts in hun buurhuis een Indonesische bewaker was die gewapend was. Hij was weliswaar voor de Indonesische onafhankelijkheid, maar toch riep ze hem luidkeels in het Indonesisch om hulp. Hij aarzelde geen moment en schoot hen te hulp waarna de peloppers afdropen. Bij Robert stond een incident tijdens een transport van mensen die ze uit hun huizen aan de Lembangweg hadden gehaald nog vers in zijn geheugen. Ze werden beschoten door snipers en moesten bescherming zoeken in de sloot naast de weg, daarbij vielen helaas slachtoffers. Connie beschreef welke gevaren ze trotseerde als ze melk ging halen in de jaarbeurs.

Tijdens dit eerste getuigenseminar werden de voordelen van een groepsinterview duidelijk. We zagen hoe herinneringen van de één de herinneringen van een ander stimuleerden. In de gemoedelijke sfeer begonnen de deelnemers elkaar al snel te bevragen, en werden over en weer andere details of correcties aangedragen. Het leidde tot een levendig gesprek waarbij we een goede indruk kregen van hoe het moet zijn geweest om toen als tieners in Bandung te leven.