Maarten Hidskes reisde 10.000 kilometer door Indonesië om te praten over de thematiek van zijn boek Thuis gelooft niemand mij, dat nu ook in het Bahasa Indonesia is vertaald. Hij bezocht 11 universiteiten, voerde gesprekken met ooggetuigen, veteranen, sprak met 1200 studenten geschiedenis en politieke wetenschappen en tientallen docenten. In het hart van zijn reis hoorde hij een Indonesische docent uitspreken waar zijn reis over ging: Your project is about sharing and caring (dit project gaat over delen en zorg dragen voor elkaars geschiedenis).

Surabaya, 10 oktober 2018. Half twaalf ‘s ochtends, meer dan 200 studenten luisteren al anderhalf uur lang naar mij, naar elkaar en naar een paar docenten. De vragen uit de zaal blijven maar komen. Wanneer maakte de Nederlandse regering de informatie over kapitein Westerling openbaar? Bent u bereid om het gesprek aan te gaan met de slachtoffers? Waarom heeft Westerling nooit toegegeven dat hij genocide heeft gepleegd? De vragen zijn allemaal open en respectvol gesteld, maar vereisen een zekere stuurmanskunst in de beantwoording. Ik wil niet vanuit ogenschijnlijke waarheden antwoorden. Daarom ook mijn disclaimer vooraf, nu meer dan anderhalf uur geleden: neem mijn informatie tot je, maar ga er niet blindelings op af. Mijn waarheden krijgen pas betekenis als ze worden afgezet tegen jullie geschiedenis. De betekenis van geschiedenis ligt in de uitwisseling.

Ik dwaal in gedachten af naar waar alles mee begonnen is. Mijn boek en project komen voort uit de positieve overweging dat ik een verhaal van een ooggetuige wilde vertellen, maar ook uit ergernis over de manier waarop rond de millenniumwisseling in Nederland de discussie over het koloniale verleden werd gevoerd. De media en de advocatuur waren daarin dominant met hun eenzijdige stokpaardjes. Genuanceerde geschiedschrijving vond ergens achteraf plaats, in artikelen die je op internet echt moest weten te vinden.

Ik wilde de kleine geschiedenis schrijven van slechts één tijdgenoot en ooggetuige: mijn vader. Hij maakte deel uit van een kleine groep enthousiastelingen, die op Zuid-Celebes een wond zou trekken die 73 jaar later nog niet dicht is. Toen mijn vader 12 weken na zijn aankomst weer van het eiland vertrok, kende hij de bloedige achterkant van de goede bedoelingen. De achterkant van hemzelf, van zijn legerleiding, van zijn land. Jarenlang was de werktitel van mijn onderzoek: ‘Met de beste bedoelingen tot de enkels in het bloed’. Ik wilde zijn binnenwereld zo dicht mogelijk benaderen. Geen grote lijnen schetsen, niet de algemeen politiek-militaire situatie aan de vooravond van het Akkoord van Lingadjatti - allemaal nodig, nuttig ook, ja zelfs essentieel. Maar ik wilde hem kunnen zien, een mens van vlees en bloed. Bij het overhalen van de trekker wilde ik zijn goede bedoelingen zien verdampen.

Maar hij was al dood. Daarom sprak ik nog levende oud-commando’s, en deed alsof ik uitsluitend over mijn vader wilde spreken. Maar in hun antwoorden klonken heel duidelijk de beelden door die op hun eigen netvlies gebrand stonden. Ik kreeg hun kleine verhalen, hun gedachten en overwegingen. Over hoe die Westerling nu eigenlijk in het dagelijks gebruik was. Ze deden hem na. Ze haalden uitspraken van hem aan. Ze ontmythologiseren hem. De commando's ontdeden zich van hun magische en zwarte glans die pers en samenleving hen hadden aangesmeerd. Ik zat tegenover gewone mannen, die vooraan hadden gestaan.

In de zaal staat Dhani Saputra op. Hij houdt een hartstochtelijk en lang verhaal over zijn grootvader, die van het KNIL overstapte naar de Siliwangi-divisie van de TNI. Hij heeft getracht uit te zoeken hoe die overgang in zijn werk ging. Wanneer deed zijn opa de overstap? Waarom? En hoe moeilijk of makkelijk was dat? En hoe reageerde zijn familie daarop? Dan richt Saputra zich tot de hoofddocent en tot mij: Geïnspireerd door uw boek moeten wij nu onze eigen geschiedenis gaan schrijven. Dus, dank u wel voor het delen van uw open minded geschiedenis!’’ Hij krijgt een staande ovatie.

De koude rillingen lopen mij over de rug. Dit is natuurlijk fantastisch, ook de docenten verklaren later dit niet te hebben verwacht. Ze proberen al tijden een ander soort geschiedschrijving te activeren: meer gericht op oral history, meer op een duidelijk onderscheid tussen feiten en meningen, meer op het durven vormen van een eigen mening. Zulke micro-geschiedenissen maken het veel lastiger om weg te duiken voor moeilijke vragen, bijvoorbeeld over de intra-indonesische strijd. In zulke geschiedenissen kan je jezelf herkennen. Het gaat niet meer om helden. Helden, zo klinken sommige stemmen in de zaal, helden zijn er genoeg. Het is ook bijna onmogelijk om van een held een gewoon mens te maken. Willen we de oorlog begrijpen, dan hebben we gewone mensen nodig. Het eye wittness statement geeft ons meer inzicht in de geschiedenis.

- Maarten Hidskes

Zie voor de blogs van de reis naar Sulawesi www.thuisgelooftniemandmij.nl
Nog in ontwikkeling: www.dibelanda.id

Thuis gelooft niemand mij. Amsterdam, Atlas Contact, 2016.
Di Belanda, tak seorang pun mempercayai saya. Jakarta, Obor, 2018.

31-10-2018